dinsdag 12 februari 2013
Robot ontwerp methode
Voor onderzoek Vormgeving
Welke Robot vorm gevingen zijn er?
Er zijn drie hoofdtype robot vorm gevingen: de
mensachtigen, de dierlijke, en de robot achtige. In het stuk hieronder
beschrijven we de verschillen en overeenkomsten. Want met elke vormgeving wordt
immers anders gecommuniceerd.
De vormgeving van een robot hangt meestal af van de
functie die de robot uit moet voeren. zo heeft een robot die oudere mensen moet
verzorgen vaak een dierlijke of menselijke vormgeving. Van een te technisch
uiterlijk zijn oudere mensen vaak bang. Maar een vriendelijke kijkende robot
met ogen en herkenbare vormen is minder afschrikwekkend. Een industriële
lasrobot heeft echter geen ogen nodig. Zijn taak is het lassen van autoframes,
en dat gebeurt in een professionele omgeving. Een vriendelijk uiterlijk is niet
nodig omdat werknemers weten en snappen wat de robot doet. Dus bij een
professionele robot hoeft de vormgeving niet te worden afgesteld op de
gebruikers omdat de gebruikers weten wat de robot doet.
Daarom zie je menselijke en dierlijke robots vaak bij de
doelgroepen: Ouderen, kinderen en mensen met aandoeningen zoals autisme. Deze
gebruikers weten niet wat het product doet, en daarom is iets al snel
afschrikwekkend. Een herkenbare vorm zoals een zeehond, teddybeer of mens
schrikt dan minder af.
De menselijke robots zijn vaak opgebouwd uit
hoofd-torso-onderstel. De karakteristieke vorm van het hoofd-torso zorgt er
voor dat het uiterlijk herkenbaar is.
Het hoofd hoeft dan niet perse rond te zijn. Eerdere robots uit de jaren
60-80 waren al vierkant van vorm, maar toch zag iedereen er iets mensachtigs
in. De laatste jaren beginnen robots vooral te vermenselijken met
gezichtsexpressies. Heel belangrijk is dan om de expressie aan te laten sluiten
bij de gemoedstoestand van de gebruiker. Een robot die altijd lacht kan
afstotend werken tegenover een depressieve bejaarde.
Een revolutie die de laatste jaren erg door zet is ook
het knipperen van de ogen. Dit versterkt voor de gebruiker het gevoel van
menselijke interactie. Technisch gezien zou knipperen razend snel kunnen, en
ook is het knipperen van de ogen helemaal niet nodig. De reden dat de meeste
robots extreem langzaam knipperen is omdat ze zo laten merken dat ze ook
menselijke trekjes hebben. En: het voorkomt dat de gebruiker constant het idee
heeft dat hij/zij bekeken wordt.
Als laatste is het hebben van een menselijke kop-torso
vorm beter voor het onderbewustzijn van de gebruikers. En goed ontworpen robot
geeft geen schrikreactie als iemand naar de robot toe loopt. Immers, het
onderbewustzijn herkent een menselijke vorm. En daarom is de leercurve
richting: ooh dat is mijn robot, vele malen kleiner. Een vierkante doos heeft
een veel moeilijkere leercurve omdat het onderbewustzijn de vorm moeilijker
herkent. De vorm moet nog “aangeleerd” worden, terwijl menselijke vormen al
direct vanaf de geboorte herkend worden. Dat laatste zorgt ook voor een
makkelijkere binding met je robot. Kinderen kunnen immers ook veel beter binden
aan een pop, dan aan een speelgoedauto.
De tweede categorie zijn de dierlijke robots. Dierlijke
robots zijn vorm gegeven naar bijvoorbeeld honden, zeehondjes of teddyberen.
Het hoeven niet persé replica’s te zijn van echte dieren, maar de vorm is vaak
herkenbaar. Dierlijke robots zijn veel in gebruik bij dementerende ouderen en
autistische mensen. Deze doelgroepen hebben vaak een moeilijke omgang met
andere mensen. Autistische kinderen kunnen zelfs een erge schrikreactie hebben
op andere mensen. Een mensachtige robot zal daarom ook minder resultaat hebben
omdat het kind alsnog bang is. Uit onderzoek blijkt dat autistische kinderen
deze reactie minder hebben bij dieren. Een huisdier zoals een konijn wordt vaak
gebruikt om kinderen met autisme empathie bij te leren. Ze leren te zorgen voor
een konijn, en zodoende leggen ze een begin voor sociale interactie. Alleen een
konijn kan onvoorspelbaar zijn, want het is immers een dier. Zodoende kan het
toch een ongewenste reactie uitlokken. Ook heeft een konijn veel zorg nodig.
Vanuit dat oogpunt is het robot konijn ontwikkeld. Dit product helpt kinderen
met autisme sociale omgang ontwikkelen, zonder de gevaren en zorgen van een
echt konijn.
De laatste categorie is eigenlijk de categorie resterend.
De mens product interactie is vaak minder nodig omdat de doelgroep is getraind
om om te gaan met de robot. Een voorbeeld hiervan is de Predator Drone van het Amerikaanse
leger. Deze drone is een robot die spionage vluchten over neemt. Zodoende hoeft
er geen mens in de oorlogszone te vliegen. Maar deze robot heeft geen knop,
switch of display. Mpi gaat doormiddel van getrainde mensen die weet hoe met de
robot om moeten gaan. De vormgeving is puur afhankelijk van de functie.
En dat staat centraal voor de laatste categorie robots.
Form follows function. Een lasrobot hoeft er niet vrolijk uit te zien, want dat
draagt niet bij aan de functie. Dit soort robots zijn dan vaak open gewerkt,
met zogenaamde exo-skelletons. Skeletten van ge-cnc-d aluminium die op de naden
in elkaar gelast worden. Dit wordt gedaan om het gewicht laag te houden.
Mens product interactie met een robot
De laatste jaren is er veel verbeterd in de mens product
interactie. Robots hebben nu bijvoorbeeld menselijke karakter trekjes.
Gezichten bewegen, en ogen knipperen. Daardoor voelen mensen dat ze tegen een
veel realistischer karakter praten. Ook hebben robots sensoren die meten hoe
mensen zich voelen. Depressiviteit kan zodoende verholpen worden. De geeft dan
meer aandacht, zodat een oudere uit zijn of haar isolement gehaald kan worden.
Hoe kan de robot met de gebruiker communiceren. ?
Er zijn verschillende mogelijkheden voor de communicatie.
Van de zintuigen zijn alleen zien, horen en proeven geschikt. Ruiken en proeven
zijn erg moeilijk en indirect, en daarom niet geschikt voor onze robot. Van de
geschikte zintuigen geven we een aantal voorbeelden over mogelijke
communicatie.
Zien
Hierbij kan gedacht worden aan displays, lampjes,
lichteffecten en andere visuele uitingen.
Dit is een voorbeeld van e-skin. De huid van een apparaat
kan van kleur veranderen, en daarmee kan ook gecommuniceerd worden met de
gebruiker. Een robot die al een drankje haalt is rood, en een robot die vrij is
is groen.
Auditief
Auditieve communicatie kan op verschillende manieren
gebruikt worden. Maar er zijn verschillen in het type van de communicatie. De
robot kan bijvoorbeeld communiceren met piepjes. Of een sirene gebruiken om te
laten horen dat er iets mis is. De communicatie met de gebruiker is nu niet
direct, want er wordt geen spraak gebruikt.
De meeste robots van nu hebben echter ook spraakfunctie. Ze
praten terug tegen mensen met voorgeprogrammeerde antwoorden. De laatste 2 jaar
zijn daar grote vorderingen in gemaakt met apple’s Siri, en Google Now. Mensen
kunnen nu al een vragen aan hun smartphone waar het dichtstbijzijnde Indisch
restaurant is. De telefoon reageert dan met een adres, de menu kaart en
eventuele reviews.
Voelen
Omdat we hier met een robot van doen hebben, zou de robot
fysiek contact kunnen hebben met de gebruiker. Het zou dan kunnen gaan om een
schouderklopje of een duwtje. Zo kan de
aandacht van de gebruiker alsnog getrokken worden.
woensdag 6 februari 2013
Start project en eerste week
Het is ondertussen woensdag in de 2e week. Dat betekend dat ik 1.5 week bezig ben met het ontwikkelen van de robot voor de CCM Trofee. Ik doe hierin de taak van System management. Op het moment is dat vooral een combinatie van People's management en uitzoeken wat de huidige vormgeving van robot is. Vanmiddag willen we een soortje voorlopige ontwerpvisie op stellen om onze accenten beter bij onze aandachtspunten te leggen. We hebben namelijk een dilemma: een competitie wordt gemeten in tijd, ons ontwerpproces heeft 4 integrale kwadranten. We moeten dus kijken waar onze focus is.
Een robot die ontworpen is op snelheid heeft geen MPI, geen ecologische punten, en geen serieproductie. Maar als we op dat pad gaan, dan kunnen we eigenlijk de gehele delfse methode wel overboord gooien. de vraag is dus: waar leggen we onze focus? Op winnen, of op een veel waardevoller ontwerp?
Een robot die ontworpen is op snelheid heeft geen MPI, geen ecologische punten, en geen serieproductie. Maar als we op dat pad gaan, dan kunnen we eigenlijk de gehele delfse methode wel overboord gooien. de vraag is dus: waar leggen we onze focus? Op winnen, of op een veel waardevoller ontwerp?
Abonneren op:
Posts (Atom)